Wanneer twee partijen over en weer iets van elkaar te vorderen hebben, kan een beroep worden gedaan op verrekening. Het bedrag van de openstaande schuld wordt verminderd met een bedrag dat gelijk is aan een openstaande vordering, het saldo vormt de resterende schuldverhouding tussen partijen.
Verrekening
In principe is de medewerking van de wederpartij niet vereist, voorwaarde is dat de schuldenaar zowel bevoegd is tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de vordering. De bevoegdheid bestaat niet ten aanzien van een vordering en een schuld die in van elkaar gescheiden vermogens vallen. Voorts bestaan er allerlei uitzonderingen en nadere bepalingen ten aanzien van bijvoorbeeld de toerekening van de in verrekening gebrachte vorderingen, hierop ga ik thans niet in. Van belang is dat er jegens de wederpartij een verrekeningsverklaring wordt uitgebracht.
Verrekeningsverklaring
In het zakelijk verkeer kan men te maken krijgen met verschillende rechtspersonen, welke met elkaar in een organisatorisch verband staan, ook in dat geval kunnen partijen afspreken dat ze met elkaar vorderingen en schulden zullen verrekenen. Ik geef het volgende voorbeeld:
A koopt regelmatig grondstoffen bij B voor de fabricage van producten welke hij aan C levert. B en C behoren tot het zelfde concern, met vennootschap M als moedermaatschappij. M houdt 100% van de aandelen in B en C. Partijen spreken met elkaar af dat de partijen het recht hebben om de facturen welke B aan A zendt te verrekenen met de facturen welke A aan C zendt. Het recht tot kruislings verrekenen vloeit hier niet (slechts) voort uit de wet, maar is gebaseerd op de tussen partijen gemaakte afspraak.
Ook in het geval van faillissement bestaat onder bepaalde voorwaarden het recht om alsnog tot verrekening over te gaan. Voorwaarde is dat zowel de vordering als de schuld zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht.
Hof Den Bosch over verrekening en faillissement
In een rechtszaak waarin op 23 januari 2018 door het Gerechtshof Den Bosch vonnis werd gewezen was sprake van een situatie welke gelijkenis vertoonde met het hierboven gegeven voorbeeld.
A stelde kruislingse verrekening met B en C te zijn overeengekomen. M betwiste dit en sprak als pandhouder op de vorderingen welke B op A had, deze aan op betaling van de facturen. Los van de discussie over het bestaan van de gemaakte afspraken omtrent de kruislingse verrekening, oordeelde het Hof dat een beroep daarop niet kan slagen omdat A wel een schuld heeft aan B, maar geen vordering. Verrekening vereist dat een partij zowel schuldenaar als schuldeiser is. Deze uitspraak is een bevestiging van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 15 januari 1999, waarin de ontvanger zich beriep op de mogelijkheid tot kruislingse verrekening, zoals deze in artikel 24 van de Invorderingswet is opgenomen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met : gabriel.spera@lexquire.nl