Op 1 januari 2025 is Boek 6 van het nieuwe Belgische Burgerlijk Wetboek, dat de regels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid vastlegt, in werking getreden. Deze recente hervorming, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 1 juli 2024, betekent een belangrijke stap in de modernisering van het aansprakelijkheidsrecht en brengt ingrijpende wijzigingen met zich mee voor zowel particulieren als ondernemingen.
Het bestaande regime voor buitencontractuele aansprakelijkheid was voornamelijk gebaseerd op de toepassing van een beperkt aantal wetsartikelen (artikelen 1382-1386bis oud BW). Dit leidde tot rechtsonzekerheid en inconsistenties in de bestaande rechtspraak.
Deze hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht beoogt onder meer de bestaande wetgeving te moderniseren en een betere rechtszekerheid te verzekeren. Door een betere structuur te waarborgen, bestaande rechtspraak te codificeren en tegelijk essentiële vernieuwingen door te voeren, wil de wetgever een antwoord bieden op lang bestaande juridische onduidelijkheden. Met deze hervorming streeft men tevens naar meer voorspelbaarheid en duidelijkheid in domeinen waar de rechtspraak tot op heden onduidelijk en verouderd was.
Twee belangrijke wijzigingen
-
Afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent
Artikel 6.3, § 2 van het nieuw Burgerlijk Wetboek maakt komaf met het traditionele beginsel van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent.
Een uitvoeringsagent of hulppersoon is een persoon die door een contractspartij wordt ingeschakeld om (een deel van) haar contractuele verplichtingen uit te voeren. Stel dat u een woning laat bouwen door een algemene aannemer. Die aannemer doet voor de ruwbouwwerken een beroep op een onderaannemer metselwerken. Indien die metselaar tijdens de uitvoering een constructiefout begaat waardoor er later schade ontstaat, stelt zich de vraag: wie is aansprakelijk – de hoofdaannemer, de metselaar, of beiden?
Traditioneel kon een opdrachtgever een uitvoeringsagent, zoals een onderaannemer of werknemer, slechts onder strikte voorwaarden (buitencontractuele) aansprakelijk stellen. Dit beperkte de mogelijkheden voor opdrachtgevers om rechtstreeks schade te verhalen op de feitelijke uitvoerders van een overeenkomst.
Met de invoering van Boek 6 wordt deze beperking opgeheven, waardoor opdrachtgevers zowel hun contractspartij als de ingeschakelde hulppersoon rechtstreeks kunnen aanspreken voor de geleden schade. Deze wijziging heeft aanzienlijke implicaties voor onder meer bestuurders, werknemers en onderaannemers, aangezien hun aansprakelijkheidsrisico’s toenemen. Het is echter mogelijk om bij wet of contractuele bepalingen hiervan af te wijken, waardoor partijen enige flexibiliteit behouden.
-
Samenloopverbod: buiten- en contractuele aansprakelijkheid
Het samenloopverbod werd bevestigd door het Stuwadoorsarrest uitgesproken door het Hof van Cassatie op 7 december 1973 (Cass. 7 december 1973, Arr.Cass. 1974, 395). Dit arrest verbiedt de contractspartijen een buitencontractuele vordering in te stellen voor schade die voortvloeit uit een contractuele fout. Dit principe beoogt te vermijden dat contractueel overeengekomen aansprakelijkheidsbeperkingen worden omzeild via de buitencontractuele weg. Daardoor moeten geschillen over contractuele tekortkomingen in principe binnen het contractuele kader worden behandeld. Uitzonderingen op dit principe bleven mogelijk, met name wanneer de schade het gevolg was van een misdrijf gepleegd door een contractspartij.
Met de invoering van het nieuwe Boek 6 wordt het de algemene regel dat bij schade als gevolg van een contractuele fout zowel contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid kan worden ingeroepen, tenzij wettelijk of bij overeenkomst anders is bepaald.
Dit betekent dat de benadeelde partij kan kiezen tussen beide vormen van aansprakelijkheid. Als echter wordt gekozen voor een buitencontractuele vordering, kan de verweerder zich beroepen op de aansprakelijkheidsbeperkingen of andere verweermiddelen die in het contract zijn opgenomen, met enkele uitzonderingen.
Hoewel samenloop de regel wordt, is dit principe echter van aanvullend recht en kunnen contractspartijen dit principe expliciet uitsluiten in hun overeenkomst.
Inwerkingtreding
Het nieuwe recht zal van toepassing zijn op gebeurtenissen die zich na de inwerkingtreding, op 1 januari 2025, voordoen. Dit houdt in dat de nieuwe bepalingen ook van invloed kunnen zijn op reeds lopende overeenkomsten.
Conclusie
De hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, zoals vastgelegd in Boek 6 van het nieuwe Belgische Burgerlijk Wetboek, brengt aanzienlijke veranderingen die zowel particulieren als ondernemingen betreffen.
Door de afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en de invoering van de mogelijkheid om zowel de contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid in te roepen, wordt de rechtszekerheid vergroot en wordt een modernisering van het aansprakelijkheidsrecht doorgevoerd.
De opheffing van het samenloopverbod, waarbij beide vormen van aansprakelijkheid nu kunnen worden ingeroepen, biedt de benadeelde partij meer flexibiliteit, hoewel partijen nog steeds de mogelijkheid hebben om dit in hun overeenkomst uit te sluiten.
De inwerkingtreding van deze hervorming op 1 januari 2025 maakt het noodzakelijk voor bedrijven en particulieren om hun bestaande contracten te herzien en waar nodig aan te passen aan de nieuwe regelgeving. Het is essentieel dat partijen zich bewust zijn van de implicaties van deze veranderingen, vooral wanneer het gaat om de aansprakelijkheid van hulppersonen en het instellen van vorderingen. Door tijdig actie te ondernemen, kunnen zij risico’s beperken en hun contracten in lijn brengen met de nieuwe wettelijke eisen.
Wilt u weten hoe deze nieuwe regels uw overeenkomsten beïnvloeden? Neem gerust contact op met één van onze Belgische advocaten.